10

J.P. Coen en de ‘Gouden Eeuw’

Hendrik Paulides (1892-1967)

In het trappenhuis van de voormalige afdeling Volkenkunde is Jan Pieterszoon Coen afgebeeld. Het is van hem het enige portret ten voeten uit in het gebouw.

Lees meer ↓

J.P. Coen en de ‘Gouden Eeuw’

Hendrik Paulides (1892-1967)

10

In het trappenhuis van de voormalige afdeling Volkenkunde is Jan Pieterszoon Coen afgebeeld. Het is van hem het enige portret ten voeten uit in het gebouw.

Andere afbeeldingen van het hoofd van de zeventiendeeeuwse gouverneur-generaal van de VOC, zijn te vinden bij de hoofdingang aan de Mauritskade en boven de museumlift op de begane grond.

Lange tijd is Coen in Nederland beschouwd als nationale held, stichter van Batavia (nu Jakarta) en symbool van de zogenaamde ‘Gouden Eeuw’, hoewel dit niet zonder controverse was. Het is deze eenzijdige geschiedenis die Hendrik Paulides hier heeft weergegeven. Het portret van Coen is het figuurlijke beginpunt van ruim drie eeuwen Nederlands kolonialisme. Ieder bordes van de trap die naar de drie verdiepingen leidt, brengt de geschiedenis een eeuw dichter bij het heden. In symbolische zin zou je de traptreden omhoog zelfs kunnen zien als stappen in het westerse vooruitgangsdenken. Zo bezagen Paulides’ opdrachtgevers in ieder geval het koloniale verleden.

Niet toevallig maakte Paulides dit fresco toen Nederland was bezet door nazi-Duitsland, een tijd waarin daadwerkelijk contact met ‘de Oost’ verbroken was. Mogelijk citeerde Paulides Coens uitspraak ‘dispereert niet’ (wanhoop niet ‘… want hier kan iets groots worden verricht’) om zijn Nederlandse tijdgenoten een hart onder de riem te steken.14 Inmiddels kijken heel veel mensen anders naar Coen. Niet alleen is Coen nu prototypisch geworden als belichaming van het koloniale geweld, Paulides wist evenmin dat na de Japanse capitulatie een onafhankelijkheidsstrijd zou volgen. Nederland wilde de eenzijdig uitgeroepen onafhankelijkheid van de Republik Indonesia niet erkennen, waardoor de dekolonisatie gepaard ging met zwaar militair geweld, het verlies van mensenlevens en volksverhuizingen. Deze ontwikkelingen leidden tot vragen over het bestaansrecht van het Koloniaal Instituut, dat zichzelf vervolgens compleet moest herijken. Omdat destijds niet duidelijk was wat er na de bevrijding zou gebeuren, heeft Paulides de laatste plek in het fresco open gelaten. Nog altijd wacht de lege muur op een afsluitend beeldend statement over de koloniale geschiedenis, die op de eerste trap begon met Coen.