architectuur en decoraties van ‘een markant gebouw’
Rond 1910 selecteerde de Vereeniging “Koloniaal Instituut” voor het ontwerp en de bouw de architectenfamilie Van Nieukerken. Vader en zoons noemden hun project De Behouden Reis. Zij lieten zich inspireren door voorbeelden uit Nederlands verleden, met name kastelen in de Hollandse renaissancestijl uit de zestiende en zeventiende eeuw. Dit is terug te zien in de veelkleurige stenen (trap)gevels, ornamenten, ontlastingsbogen en sierlijke muurankers.
Kunst en ambacht
De historiserende stijl en de aandacht voor decoratieve details hadden een reden: de Van Nieukerken’s benaderden architectuur als een ontmoeting van kunst en ambacht. Deze stijl werd gezien als typisch Hollands en herinnerde daarmee ook aan de ‘glorietijd’ van de vaderlandse geschiedenis. De architecten werkten samen met kunstenaars uit hun netwerk, onder wie Louis Vreugde (1868-1936) voor de beelden en Willem Retera (1858-1930) voor de reliëfs, die zich deels baseerden op tekeningen van W.O.J. (Wijnand) Nieuwenkamp (1874-1950).
Tegelijk kozen de architecten voor moderne bouwmaterialen, zoals beton, en voorzagen zij het gebouw van een modern elektriciteitsnetwerk en alarminstallatie. Kritiek klonk met name uit de architectuurwereld: de rijk geornamenteerde stijl zou te traditioneel, ouderwets en kostbaar zijn. Bovendien was het ontwerp onevenwichtig, het miste eenheid en paste niet in het stadsbeeld.
Commissie voor de Symboliek
De Commissie voor de Symboliek begeleidde de opdracht om de missie van het instituut uit te drukken in symbolische beeldhouwwerken en schilderingen, in totaal ruim 200 werken. Volgens de commissie moest ook het interieur een typisch Nederlands en ambachtelijk karakter krijgen, met baksteen, ramen ingedeeld in kleinere ruitjes, sierkamers met fluweelbehang en keramische tegels uit de beste werkplaatsen. De versieringen moesten sober zijn, vanwege de wetenschappelijke functie van het instituut. De ware grandeur lag in materiaalkeuze, zoals de diverse marmersoorten in de ‘Marmeren Hal’.
De commissieleden zochten sponsors onder particulieren en het bedrijfsleven in Nederland en het toenmalige Nederlands-Indië. Naast ondernemers – van wie de meesten hun kapitaal in ‘de Oost’ hadden vergaard – en politici, vaak eveneens met een koloniale loopbaan achter zich, deden ook de architecten, kunstenaars en leden van de directie en de commissie zelf financiële schenkingen.
Bewustzijn creëren
In het gebouw zijn veel meer decoraties te vinden dan de veertien die deze gids uitlicht. De symboliek van de decoraties verwijst onder meer naar de oprichting en werkterreinen van het instituut, momenten uit de koloniale geschiedenis van de zeventiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw en het (sociaal-culturele) leven in de Indonesische archipel. Werkelijk alles is versierd – ondanks de beslissing dat het gebouw soberheid moest uitstralen – tot deurgrepen en toiletten aan toe. Wie op zoek gaat, vindt afbeeldingen van plan-ten, bloemen, dieren, religies, landbouw, ambachten en historische gebeurtenissen uit de koloniën. Maar ook zogenaamde VOC-helden, koloniale ambtenaren en de oprichters van het instituut zijn zichtbaar aanwezig in het gebouw. Verheerlijking van deze personen en de Nederlandse natiestaat zoals die zijn afgebeeld in het gebouw, is allang niet meer vanzelfsprekend, en staat inmiddels onder druk. Om meer bewustzijn te creëren voor die verandering in de omgang met onze geschiedenis bekijken we nu opvallende decoraties in detail.