Helemaal links is ‘Het Westen’ verbeeld, met stomende schepen, fonkelnieuwe bruggen en dynamische fabrieken. In de middelste voorstelling zie je ‘Het Oosten’: een ploegende boer met zijn buffel en traditionele ambachten en bezigheden. En rechts ‘De Samenwerking’, met een man in koloniaal uniform en zijn traditioneel geklede Javaanse collega, die gezamenlijk een irrigatieplan bestuderen. Om hen heen zijn afbeeldingen, die refereren naar onderwijs, handel en industrie. Zo is in de linker bovenhoek de Technische Hogeschool Bandung weergegeven, die in 1920 werd opgericht en rechts in het midden de STOVIA, de opleiding voor Indonesische artsen.
Economie, handel en industrie contrasteren met natuur, landbouw en ambacht. Het drieluik pretendeert dat samenwerking tussen die twee werelden vooruitgang en moderniteit kan brengen – mits ‘Het Westen’ de leiding heeft. De afbeeldingen van onderwijs, handel en industrie verwijzen mogelijk naar de activiteiten van het Koloniaal Instituut en de kennis die het Westen meende te brengen aan het traditionele, agrarische Oosten.
Dit alles heeft Hendrik Paulides op een vanzelfsprekende manier in beeld gebracht, alsof de moderniteit die het kolonialisme zou hebben gebracht, los staat van onderdrukking, uitbuiting en ongelijkheid. Dit morele ‘probleem’ had de Nederlandse overheid simpelweg opgelost door de verheffingsgedachte van de ethische politiek. Onder die noemer rechtvaardigde Nederland haar
koloniale beleid, door de opbrengsten van de kolonie te compenseren met ontwikkeling naar ‘westerse’ standaarden,
die het volk moest ‘verheffen’.